Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo ik het [43]licht [44]aangezien heb, [45]wanneer het scheen, of de maan heerlijk voortgaande; 43. Dat is, de zon; want hier worden de grote lichten [alzo genaamd Gen.1:16; Ps.136:7] gemeld, de zon en de maan, over welker schoonheid en werkingen de heidenen zich zozeer verwonderd hebben, dat zij die goddelijke eer bewezen, Jer.43:13, ja ook de Israelieten zelf, 2 Kon.21:3 en 2 Kon.23:4,5,11; Ezech.8:16. 44. Te weten, om dat goddelijke eer te bewijzen, gelijk de afgodendienaars doen. 45. De afgodendienaars hebben de zon meest geeerd als zij opging en in haar glans was, en de maan als zij vol was; hetwelk hier genoemd wordt haar heerlijke voortgang.